Striktere energieprestatienormen voor nieuwbouwhuizen stimuleren het gebruik van innovatieve producten en zorgen voor innovatievere samenwerking in de Nederlandse bouwsector. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van dr. Henk de Vries van Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM) en RSM-alumnus Pieter Verhagen. Hun resultaten laten zien dat milieubeleid hand in hand kan gaan met innovatie.
In 1995 introduceerde de Nederlandse overheid de energieprestatiecoëfficiënt met het doel de CO2-uitstoot terug te dringen en energiebesparing te stimuleren. Naast deze energieprestatienorm ontwikkelde het Nederlands Normalisatie-instituut NEN samen met partners uit de bouwindustrie een nieuwe standaard voor het meten van energieprestaties.
Normen voor energieprestaties zijn verplicht voor alle nieuwbouwwoningen, en werden sinds hun invoering steeds verder aangescherpt. Hun verplichte karakter dwong de sector ertoe op zoek te gaan naar energie-efficiëntere installaties en betere samenwerking om aan de criteria te kunnen voldoen.
Om uit te zoeken hoe de bouwsector met de striktere normering omging, analyseerden de onderzoekers de energiezuinigheid van ongeveer 2.000 tussen 1996 en 2003 gebouwde woningen. Daarnaast onderzochten ze de bouwvergunningen, om te achterhalen welke technieken er werden gebruikt om aan de normen voor verwarmings- en ventilatiesystemen te voldoen. Ze vergeleken de resultaten met de invoeringsdata van de normen, en voerden gesprekken met experts, om te achterhalen tot welke vormen van innovatie de invoering van de nieuwe standaards heeft geleid.
Innovatieve ontwerpen
Het onderzoek laat zien dat de invoering van striktere energienormen bouwers ertoe aanzette de ontwerpen van hun huizen stapsgewijs steeds verder aan te passen. Ze gingen bijvoorbeeld dikker isolatiemateriaal gebruiken, of betere verwarmingsketels. Volgens de onderzoekers werden bestaande innovaties daardoor gemeengoed. Bouwfirma's gingen daarnaast meer systemische innovaties voor hun gebouwen gebruiken. Ze schakelden bijvoorbeeld over op zonne-energie en energieopslag.
Het bouwproces is volgens De Vries met de nieuwe energiestandaards ingewikkelder geworden. Bouw- en installatiefases raken steeds verder geïntegreerd. Leveranciers gingen daarom standaardoplossingen bedenken, combinaties van nieuwe technologie en productietechnieken die gegarandeerd aan de nieuwe normen voldoen. Leveranciers van verwarmings- en ventilatiesystemen bundelden bijvoorbeeld hun krachten om geïntegreerde systemen te ontwerpen en te produceren. Sommige bouwbedrijven ontwerpen en bouwen zelfs complete standaardhuizen die aan alle nieuwe energie-eisen voldoen.
Organisatorische innovaties
De ontwikkeling van onderdelen die aan de normen voldoen, kan als organisatorische en managementinnovatie worden beschouwd. In het onderzoek komen ook andere organisatorische innovaties naar voren. Denk bijvoorbeeld aan het aanstellen van systeemintegratoren om grote delen van het bouwproces te overzien, of het gebruik van nieuwe en innovatieve software die al vroeg in de ontwerpfase de energiezuinigheid berekent.
Sommige bouwbedrijven lieten zelfs het principe los dat elk huis zijn eigen energievoorziening moet hebben. In plaats daarvan delen buren nu één energiezuinige installatie. In combinatie met ondergrondse warmte-opslag wordt die zelfs nog efficiënter.
Ook dit is volgens de Vries weer een voorbeeld hoe de sector gemakkelijker aan de aangescherpte eisen kan voldoen door aanpassingen in het huisontwerp door te voeren, in combinatie met veranderingen in het proces van ontwerpen en bouwen. Na de introductie van de nieuwe normen worden de verschillende bouwfases op een betere, innovatieve manier gecoördineerd, concludeert hij.
Bron: Erasmus Universiteit/RSM